Luc: Ik heb mijn jeugd doorgebracht in de Dirk Boutslaan, de buurt die ze in de volksmond ook ‘slachtkwartier’ noemden. Toen ik getrouwd was met mijn vrouw Frieda, zijn we in 1973 verhuisd, eerst naar de Nobelstraat en dan vijf jaar later hebben we het huis in de Mussenstraat gekocht, waar ik nu nog steeds woon. Het was Kris (Van Bouchout) die ons wist te vertellen dat het huis te koop stond.
Toen we hier kwamen wonen, waren wij de jonge mensen. Er woonden veel oudere mensen en het huis dat we kochten was vrij vervallen. Nu is het omgekeerd. Ik ben, denk ik, de oudste buurtbewoner en er wonen veel jonge mensen. Heel wat huizen in de Mussenstraat en de Jozef II straat kregen meedere bellen, want worden verhuurd aan studenten.
Ik ben altijd al gepassioneerd geweest door geschiedenis en ik werk nu ook nog als vrijwilliger in het Stadsarchief. Daar help ik met het transcriberen van de schepenbankregisters. Toch besloot ik om auto-techniek te studeren in Nederland (want in België kon dat toen nog niet). Ik werd eerst inspecteur na verkoop bij Renault Vrachtwagens, maar heb me dan later omgeschoold tot preventie-adviseur bij een ander bedrijf. Ik heb vele interesses. Sinds ik gepensioneerd ben, werk ik ook als vrijwilliger bij de Oxfam wereldwinkel. Ik doe daar de kassa twee dagen per week.
Hoe kwam je op het idee om een Straathistories over de Mussenbuurt te maken?
Luc: Vanuit mijn interesse in geschiedenis was ik heel nieuwsgierig om alles te weten te komen over deze buurt. Maar daarnaast is het maken van deze Straathistories-publicatie ook een onderdeel van mijn rouwproces. Mijn vrouw Frida is overleden en zij kende de buurt heel goed, want ze was straathoekwerkster en mede-oprichtster van de vzw De Straatmus in 1979. Je moet weten dat de buurt vroeger gedeeltelijk een arbeidersbuurt was met veel oudere bewoners. Via het buurtwerk wilden we zorgen voor de oudere mensen, maar organiseerden we ook naschoolse opvang via een kinderwerking en speelpleinwerking. En bijvoorbeeld ook kookprojecten waarbij we met de kansarmere mensen gezondere maaltijden klaarmaakten, in tegenstelling tot het junkfood dat zij meestal aten. We leerden hen inkopen te doen volgens hun budget en leerden hen ook opdienen en tappen, zodat ze ook werkkansen in de horeca zouden krijgen. Met De Straatmus waren we bij de eerste buurtwerkingen in de stad samen na ’t Lampeke.
Ondertussen bestaat de buurtwerking en de vzw niet meer. De doelstellingen zijn gerealiseerd. De buurt is ook wat veranderd, met meer studenten én de kinderopvang was ook niet meer nodig omdat de scholen in de buurt dat overnamen.
Hoe ging je aan de slag voor Straathistories?
Luc: Toen ik rondging in de buurt om te vragen wie mee zin had om aan die publicatie te werken, kreeg ik aanvankelijk bij velen te horen dat ze er geen tijd voor hadden. Tot ik Kris Van Bouchout tegenkwam en toen ik het hem vroeg, was hij meteen enthousiast.
Ik had al wat voorbereidingswerk gedaan, maar al heel snel spraken Kris en ik elke week dinsdag tussen 10 en 12 uur af in het Stadsarchief. En de ene keer vonden we niks, maar de andere keer ontdekten we interessante zaken die we zelf nog niet wisten. Ook Kris was hiervan onder de indruk wat we nog allemaal via het Stadsarchief konden vinden. Nadien gingen we dan samen nog iets eten of drinken vlakbij. Het was voor mij ook veel toffer om dit samen te doen. Alleen is niet plezant, ik ben al genoeg alleen.
We hebben in totaal nog veel meer materiaal bij elkaar verzameld en geschreven dan hetgeen we uiteindelijk konden publiceren. Daarom zou ik heel graag met het Stadsarchief afspreken om daar een groter dossier over de buurt te maken met al het extra materiaal.
Ook Marika Ceunen, archivaris in het Stadsarchief én buurtbewoonster, heeft ons mee geholpen om logica en structuur in al ons verzamelde materiaal te brengen. En ze heeft voor ons de oudste tekst gevonden, een verhaal over prostitutie in 1480 denk ik, uit de schepenbank.
Wat wil je nog meegeven?
Luc: Ik zou het iedereen ook wel aanraden om op zoek te gaan naar de geschiedenis van je eigen buurt. Maar ongetwijfeld hangt dit van persoonlijke interesses af. Wij wilden het vooral ook plezant en luchtig houden, met allerlei anekdotes. We zijn zelf nog nieuwe verhalen te weten gekomen.
Ik ben blij dat ik in deze buurt woon, het is een soort rustige oase hier midden in de stad. Dat zeggen mijn buitenlandse vrienden ook als ze hier komen logeren. Ik woon hier graag, maar de eenzaamheid vind ik het moeilijkste. Mijn kat Pata Blanca, mijn vrouw koos die naam omwille van zijn witte poten, houdt mij wel gezelschap.
En ik hoop uiteraard dat verschillende Leuvenaars onze publicatie met plezier zullen lezen. De ingang van de Mussenstraat via de Maria-Theresiastraat is momenteel wel wat moeilijk te vinden, want het straatnaambord is daar kwijtgeraakt. Langs die kant vind je enkel de dialectnaam ‘t Vougelstroike.
Benieuwd naar de Straathistories over de Mussenbuurt? Hier vind je info over de publicatie en waar je een exemplaar kan kopen. Je kan ook de wandeling volgen.
Zin gekregen om ook met jouw buren een Straathistories te maken? Neem een kijkje in de handleiding.